Waarom worden wereldrecords steeds weer gebroken?

Citius, altius, fortius. "Sneller, hoger, sterker" is niet toevallig de olympische slogan. Op elke editie van de Olympische Zomer- of Winterspelen sneuvelen er wel records die op de voorgaande Spelen nog verbazing wekten.

En dat intrigeerde ook het Youtube-wetenschapskanaal AsapSCIENCE. Het zocht uit waarom schaatser Jeremy Wotherspoon het wereldrecord op de 500 meter pakte in 34.03 seconden, terwijl de eerste recordhouder Oscar Grundén er in 1891 bijna dubbel zo lang over deed (50.8).

Is de mens dan zozeer geëvolueerd dat hij sneller schaatst, hoger springt en harder loopt? Is Usain Bolt dan zo veel beter dan Jesse Owens? Nee. AsapSCIENCE oppert een paar logische verklaringen, met het schaatsen als uitgangspunt.

Om te beginnen is de infrastructuur veel beter dan vroeger. Waar er op de eerste Winterspelen nog over natuurijs werd gegleden, racen de Bart Swingsen van deze wereld vandaag indoor over perfecte ijsspiegels. De wollen mutsjes en handschoenen werden dan weer vervangen door lichtere en meer aerodynamische schaatspakken.

Getty Images

Ook statistiek is een factor die voor meer records zorgt. Tijdens de eerste Winterspelen in 1924 liepen er maar twee miljard potentiële medaillewinnaars rond, vandaag zijn we met zeven miljard. De kans dat iemand sneller is dan een eerdere recordhouder, is dus gewoon groter geworden.

Sporten zijn doorheen de jaren ook heel wat populairder en professioneler geworden. Zo is een skivakantie in 2014 de normaalste zaak van de wereld, terwijl zo'n tripje honderd jaar geleden lang niet voor iedereen was weggelegd. De professionalisering van de sport zorgt er ook voor dat meer mensen zich fulltime kunnen focussen op hun discipline.

The New York Times maakte een simulatie met alle medaillewinnaars op de honderd meter.

En uiteraard wordt er al op veel jongere leeftijd dan vroeger begonnen met wintersport...